skip to Main Content

Zand van de maand: zand van de Noordzeekust bij IJmuiden

Auteur: Nynke Postma

Binnen de Werkgroep Zand is altijd veel aandacht gegeven aan de mineralen in het zand. De afgelopen periode hebben we echter naast (vulkanische) mineralen ook aandacht besteed aan biogene zanden. Daar zijn zeer mooie voorbeelden van, die de hebzucht van menig verzamelaar opwekt.

Afb. 1. Sterzand; Dapa – Flillipijnen.

Zuidpier bij IJmuiden

Ik bezoek met zekere regelmaat de Zuidpier bij IJmuiden, Zuidpier geeft de mogelijkheid ver “in” zee te lopen, de weersomstandigheden te zien, vogels te kijken en af en toe ook zeehonden en zelfs bruinvissen te zien. Daarnaast is er een breed strand en prettige accommodatie.

Oktober 2024 was er op een strandje aan de basis van de pier aan zuidoever van de Noordzeekanaalzijde een zonering te zien. Dit strandje ligt ten westen van de sluizen en is dus aan het getij blootgesteld.

Afb. 2, 3 & 4. Afbeelding 2 geeft locatie aan; afbeelding 3 is detail kaart & afb 4 is een foto van het Strandje zuidoever aan de basis van Zuidpier-IJmuiden. Overgang Noordzeekanaal naar Noordzee.

Alhoewel het zand al in mijn verzameling aanwezig was, kon ik deze kans toch niet laten lopen en verzamelde een hoeveelheid, genoeg om ook met de Werkgroep Zand te kunnen bekijken.

Afb. 5. Strandje zuidoever aan de basis van Zuidpier-IJmuiden.

Afb. 6

Het duingebied rond Zuidpier omvat het strand en jonge duinen, zoals die langs vrijwel de gehele Nederlandse kust voorkomen. De ontstaanswijze van het gebied hangt nauw samen met de zeespiegelstijging in het Holoceen. Tijdens de snelle zeespiegelstijging in het Atlanticum werden ten westen van de huidige kustlijn waarschijnlijk al strandwallen gevormd. Deze werden aanvankelijk bij snel stijgend zeewater weer afgebroken maar later niet meer en trad westwaartse aangroei op van het strandwallensysteem. De strandwallengordel werd in Midden-Nederland oorspronkelijk op drie plaatsen onderbroken door riviermondingen: bij Egmond (monding van de Utrechtse Vecht), Katwijk (monding van de Oude Rijn) en Hoek van Holland (monding van de Maas).

De Jonge Duinen zijn na 1000 n. Chr. ontstaan en hebben het strandwallencomplex met Oude Duinen voor een deel afgedekt.

Afb. 6. Verbreiding van verschillende landschaptypen in Noord-Holland. A. de pleistocene gebieden van Texel, Wieringen en het Gooi, B. het jonge zeekleigebied en de Wieringermeer (B’), C. het oude zeekleigebied, D. het veengebied met de grote droogmakerijen (D’), E. het strandwallengebied, en F. de jonge duinen.

Kwartszand of toch nog meer

Met het blote oog was voornamelijk kwartszand te zien en wat schelpresten en glimmend materiaal. Door de microscoop ging een wereld voor ons open. We moesten wel even zoeken maar er bleek genoeg diversiteit aanwezig te zijn in ons gewone strandzand.

Afb. 7. Overzichtsbeeld zand bij 40x vergroting, zonder selectie van bestanddelen.
Afb. 8. Overzichtsbeeld zand bij 40x vergroting, zonder selectie van bestanddelen.

Naast schelpresten en materiaal waarvan we denken dat het ook van schelpen komt (de glimmers), zee-egelnaalden, foraminiferen en enkele spicula (skelet van sponzen).

Afb. 9. Beeld na selectie van het biogeen materiaal.
Afb.10 Beeld na selectie van het biogeen materiaal.

Foraminiferen en sponzen

De aangetroffen foraminiferen lijken onder andere spiroloculina planulata, Streblus baccarii, Elphidium type, Protelphidium type etc. De glazen skeletresten van sponzen – spicula zijn meestal slechts gedeeltelijk aanwezig. We zien hier waarschijnlijk restanten van het tetraxoontype waarbij de verlengde straal afgebroken is.

Afb. 11. Diverse typen sponsnaalden, ongeveer 100 maal vergroot.

Dus ons bij eerste blik saaie kustzand is helemaal niet saai en zeer de moeite waard eens gedetailleerd te bekijken. De volgende uitdaging is de determinatie van de foraminiferen!

foto’s: Nynke Posthuma.

Referenties

  1. Google Maps
  2. Landschappelijk Nederland. H.J.A. Berendsen, 2e druk, Van Gorcum Nederland. P 193-6.
  3. In de Bodem van Noord-Holland- geologie en archeologie. M. Rappol en C.M. Soonius. Lingua Terra 1994, p
  4. Spicula. Figuur uit GEA 1983:16-3; 81-2.
Back To Top